III De Pronkzittingen

“Pronkzitting?”, Bert van Heukelom en Frans Hendriks kunnen een lach niet onderdrukken, “zo noemen wij dat hier niet menneke. In Kuuk praten we over de Karnavalszitting. In de toekomst wordt dat misschien nog de Nölerszitting of wie weet de Kuukse Zitting, maar dat is voor later”.

Een pronkzitting, excuus, de Karnavalszitting is een revue-achtig evenement. Er wordt gezongen, gedanst en lokale personen en situaties worden bespot, geheel legaal zoals de middeleeuwse nar dat deed. Alles uiteraard in het dialect, een viering van de plaatselijke cultuur. Voor en door Kuukse Minse, soms aangevuld met een buitenregionale bekendheid.

Regisseurs Bert van Heukelom en Frans Hendriks zullen later nog met veel plezier terugdenken aan de Karnavalszittingen van de Nölers; de optredens, de saamhorigheid, de inzet, de lol en wat al niet meer.

De eerste zitting was in zaal ’t Loo van van Bracht. Daar valt niet zo veel over te melden. Dat was anders voor de tweede zitting in 1962. “Over de tweede zitting kan ik wel een boek schrijven”, meent Bert. “De accommodatie was niet ideaal, het podium was te klein, de helft van de verlichting werkte maar, er waren geen microfoons, geen versterkers en voor alle apparatuur was er een (1) stopcontact!” Heintje Davids was uitgenodigd, zij had een eigen pianist en dus was er een piano nodig. De piano van ’t Loo mocht de naam eigenlijk niet dragen, maar vooruit, ondersteund door twee asbakken (een poot was stuk) lukte het Heintje voor zoveelste keer afscheid te nemen. Het ging mis toen een amateurfilmer stroom nodig had voor z’n camera. Toen hij de stekker in het stopcontact stak werd het de stroomvoorziening te veel. De stroom viel uit en de zaal in het donker. Toen de technici eindelijk de meterkast gevonden hadden (in het huis van de van Brachts) kon het feest doorgaan.

“Daarna zijn we naar de Schouwburg verhuist, de trots van Cuijk”, weet Bert te vertellen. “Het feest was in de grote schouwburgzaal. Alles behalve een succes, een saaie avond. Er mocht niet gerookt worden en niet getapt. De teksten van de Jantjes uit Nijmegen waren over het randje en de zang van het Coctail Trio ver beneden peil. De zaal was goed bezet, maar na de pauze bleef de helft van de bezoekers weg, dorst misschien?”

Nog diezelfde avond werd besloten de zitting voortaan te houden in de kleine zaal van de Schouwburg. Daar ging het van lieverlee beter. De techniek werd geperfectioneerd, de regie professioneler, het niveau van de artiesten steeg met het jaar, de buutreedners vierden hun successen, Louis de Wijze schreef een aantal Cuijkse evergreens en de Hofkapel werd beter en beter. “En wat dacht je van de dansgarde? Die treden altijd tweemaal op, eerst in dansmarietjesuitrusting én later in feestelijke kledij”. Zoiets maakt blijkbaar veel indruk op regisseur Bert.

De jubileumzitting ter ere van het 22 jarige bestaan van de Nölers werd gevierd in de Kwel. Een grote zaal met veel mogelijkheden. Maar dat was eens en nooit meer, het knusse en intieme ontbrak. Niet meer in de grote zaal van de Schouwburg en niet meer in de sporthal, dat was nu wel duidelijk. Terug dus naar de kleine zaal van de Schouwburg.

De belangstelling voor de zittingen werd ieder jaar groter, het aantal zittingen steeg naar vijf, vier avonden op rij en een middag met een speciale ‘bejaardenzitting’. Deze laatste met een iets korter programma, maar met dezelfde bezetting als ’s avonds. Alles bij elkaar een flinke investering voor de medewerkers, er moest natuurlijk ook nog vele avonden gerepeteerd worden. Gelukkig kon men een beroep doen op het personeel van de Schouwburg én gebruik maken van de technische faciliteiten van de Schouwburg.

Bert weer: “Iedere avond is anders, de eerste avond is er de plankenkoorts, de tweede avond loopt het bijna op rolletjes en de derde avond gaat iedereen los, ik als regisseur moet er dan voor waken dat het niet een te dolle boel wordt. De letste avond is qua sfeer de beste, iedereen kan zich uitleven en dat slaat over op het publiek”.

Een publiek dat van voorstelling tot voorstelling kan verschillen. Frans Hendriks: “Het lachen, de reacties en het geroezemoes, of te wel de herrie in de zaal, vertelt ons meteen – Och, zijn die er weer!”

In al die jaren is er veel gelachen, in de zaal en achter de schermen. Regisseur Frans Hendriks zou ’n keer voor een act van KKK op een brancard de zaal binnengedragen worden, allemaal in scene gezet en geacteerd dus. Maar Frans botste vlak voor de voorstelling tegen een muur en bezeerde zich zo aan zijn hoofd dat hij niet anders dan óp een brancard vervoert kon worden. Helemaal versuft kwam Frans op brancard de zaal binnen. De zaal werd vertelt “Dit is geen geintje”, maar wie gelooft dat nou met de Karnaval……

En zo creëren de zittingen een plek om alle onenigheid weg te nemen, alle fouten van het afgelopen jaar. Om de wangedragingen van elkaar te onthullen, en om de lokale of regionale politiek te bekritiseren. Een heropbouw van de sociale orde.

Frans en Bert definiëren dat iets anders: “Om het leven en de vernieuwing te vieren. Alaaf”.