Romeinse glazen kan
Rond het begin van de jaartelling marcheerden de Romeinen het Land van Cuijk binnen. Van de een op de andere dag maakten onze voorouders deel uit van een hoogstaande beschaving. Cuijk e.o. romaniseerden; gemunt geld, nieuwe bouwmaterialen, architektuur, levensmiddelen en luxe gebruiksvoorwerpen werden geïntroduceerd. Het leven van alledag zag er opeens heel anders uit, met name in Cuijk, dat een vicus werd.
Een reconstructie van die tijd aan de hand van geschreven bronnen is lastig. De Romeinen kenden het schrift, maar over deze streken is niet veel geschreven. Wel handig is het geloof van de Romeinen in een ‘leven na de dood’. De overledenen kregen kostbare geschenken mee voor hun reis naar het dodenrijk en hun verblijf aldaar. De meeste gave voorwerpen die uit de Romeinse tijd bewaard zijn gebleven zijn afkomstig uit graven. Een heel mooi voorbeeld daarvan is de afgebeelde glazen Romeinse kan.
Naast vaatwerk van aardewerk en brons werd in de Romeinse tijd ook glazen vaatwerk gebruikt. De uitvinding van de glasblaaskunst, ca. 50 voor Christus, ergens langs de kust van Syrië of Palestina, maakte glas tot een veelgevraagd gebruiksartikel. Bij opgravingen van nederzettingen overal in het Romeinse rijk zijn glasscherven teruggevonden. Eén van de meest verspreide producten was ongetwijfeld de vierkante glazen fles, gebruikt voor transport en opslag van vloeibare voedingsmiddelen zoals olijfolie. De ‘Cuijkse’ glazen kan is echter een bijzonder stuk dat tot het tafelservies der meer welgestelden behoorde.
In het jaar 1913 werden een aantal tuintjes van huizen in het centrum van Cuijk omgespit op zoek naar Romeinse oudheden. Hierbij werd veel compleet aarden vaatwerk en een enkel stuk van glas gevonden. Krantenberichten brachten dr. J.H. Holwerda van het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden ertoe ter plekke een kijkje te gaan nemen. Hij constateerde dat het opgegraven materiaal afkomstig was uit graven, die ooit gelegen hadden langs een van de uitvalswegen van de nederzetting die in de Romeinse tijd te Cuijk had bestaan. De meeste graven dateerden uit de Flavische periode, de tijd waarin de keizers van de Flavische dynastie regeerden (circa 70-100 na Christus). De kan, die op een klein stukje aan de rand na helemaal gaaf is, werd in een van deze graven gevonden.
De kan is volgens een speciaal procédé gemaakt. Zij is voorgeblazen in een geribde cilindrische vorm, vervolgens is zij verder geblazen. De hals is een kwart slag ten opzichte van het lichaam gedraaid, waardoor de lichte draaiing van de ribben op de hals is ontstaan. Het oor is apart aangezet. Het is voorzien van een middenrib. Het uiteinde is lang uitgetrokken en met een scherp voorwerp getand. De kleur van het glas is groenblauwachtig. Dit is meestal de natuurlijke kleur van glas. Bron: Rijksmuseum van Oudheden, Leiden.
Eens te meer zorgen bodemgesteldheid en een grafcultuur ervoor dat Cuijk beschikt over een rijk bodemarchief. Een archief dat stukje bij beetje steeds meer onthult over een verloren wereld.