Uittocht van de Romeinen
De wereld van de voor-Romeinse Cuijkenaar zal met de komst van de Romeinen op slag veranderd zijn. Het is gissen wat er precies gebeurde en in welk tempo. Maar zonder meer romaniseerde de bevolking en de samenleving. Op allerlei terreinen zal er een mix ontstaan zijn van lokale en Romeinse elementen. Ondanks het imperialistische beleid van Rome respecteerden de Romeinen lokale gebruiken en gewoontes, zo waren ze over het algemeen zeer verdraagzaam tegenover de lokale godsdiensten. In Nederland werden, behalve Romeinse goden zoals Mars, Minerva en Mercurius ook inheemse goden zoals Nehalennia en de in het Rijngebied zo populaire moedergodinnen (de Fortuna) vereerd.
Nieuwe bestuursvormen, bouwmaterialen, architektuur, luxe gebruiksvoorwerpen, levensmiddelen en gebruiken, het moet voor de Cuijkenaar, gewend aan kleine nederzettingen, zelfvoorzienende landbouw en een beperkte actieradius een ‘time-warp’ zijn geweest. Een tijdsprong van pre-historie naar protohistorie; opeens maakte hij deel uit van een wereldrijk met een hoogstaande beschaving. De wereld werd een stuk groter!
Van een voorbeeldige inburgering zal wel geen sprake zijn geweest, aanpassen aan de Romeinse wetten en gewoontes betekende vooral; zich neerleggen bij de opgelegde belastingen en dienstplicht! We weten dus niet hoe groot het draagvlak was.
Geheel zonder slag of stoot verliep de inlijving ook niet. In het jaar 69 na Christus brak er een opstand uit onder leiding van Iulius Civilis, de hoofdman van de Bataven. Een goed georganiseerde troepenmacht van Bataven, Cananefaten en Friezen plunderde alle Romeinse forten en brandde ze plat. In 70 na Christus werd de opstand neergeslagen door een Romeinse overmacht van acht legioenen.
Aan de bloeitijd kwam in de loop van de derde eeuw een einde. Germaanse stammen trokken regelmatig massaal de noordwestgrens van het Romeinse rijk over. Uiteindelijk werd het de Romeinen te veel. Grensforten werden niet meer opgebouwd en in de vijfde eeuw werden de nog aanwezige Romeinse troepen teruggetrokken.
Onze streken werden aan hun lot overgelaten. Schriftelijke bronnen over de dan volgende periode ontbreken. Deze uittocht betekende echter niet dat de forten en woonplaatsen van de Romeinse militairen werden verwoest. Deze nederzettingen bleven bestaan en werden bewoond door de lokale bevolking. Wel werden romeinse bouwwerken gesloopt om met het bouwmateriaal eigen huisjes of kerken te bouwen.
De bewoners van het gebied rond de voormalige legerplaats Ceuclum moesten nu zelf in hun onderhoud voorzien en bestaansmogelijkheden ontwikkelen. Waarschijnlijk hebben, met de Romeinen, ook veel inheemse handelaren en ambachtslui deze streek verlaten. Zij zagen misschien een nieuwe toekomst in Rome. Het gebied liep echter niet helemaal leeg, getuige de resten uit de Frankische en Karolingische tijd die zijn gevonden. Kleine ambachten werden ontwikkeld en uiteindelijk nam het bevolkingsaantal weer toe. Hoewel de bevolking ter plaatse bleef, was er waarschijnlijk geen duidelijk bestuur of duidelijke leiding te onderscheiden. Uiteindelijk ontwikkelde de Romeinse vicus zich tot een middeleeuws dorp.