Hapse oerboeren
Ongeveer 11.000 jaar geleden verspreidde zich een nieuwe levenswijze over Europa. De jager-verzamelaar verdween geleidelijk uit beeld. Miljoenen jaren had de mens zich aangepast aan z’n omgeving; koud of warm, toendra of steppe, tropisch of ijstijd, hij wist er iedere keer wel iets van te maken. Tot dat groepen jager-verzamelaars in het Nabije Oosten een agrarische revolutie ontketenden. Zij cultiveerden wilde graansoorten en domesticeerden de wilde voorlopers van de geit, het schaap, het varken en het oerrund. De geboorte van de boer en de maakbare wereld.
Hier in Nederland werd het na een koude periode weer warmer, het natte land veranderde in bos. De omgeving leverde meer voedsel, en de noodzaak tot rondtrekken verminderde. Het duurde echter nog geruime tijd voor er hier sprake was van een boerenstand, de jager hield niet direct op met jagen, verzamelen en vissen. Archeologen vinden nog steeds aanwijzingen voor jachtkampen in de omgeving van Cuijk. De oudste boeren vestigden zich, ongeveer 5300 voor Christus, op de vruchtbare lössgronden van Zuid-Limburg. Pas veel later bereikte deze bestaanswijze onze streken. Sowieso moesten landbouw en veeteelt aangepast worden aan het koudere klimaat in Europa.
Nadat de mens dus de gehele geschiedenis geleefd had van wat de natuur bood, ging hij nu over op de productie van voedsel. Van louter consument werd de mens ook producent, met een plaatsvaste bewoning. Een andere belangrijke vernieuwing, het trekdier, maakte het bewerken van de grond minder arbeidsintensief. Het begin van de Ijzertijd (800 voor Christus) ging gepaard met zo mogelijk nog grotere omwentelingen: de komst van niet-agrarische beroepen zoals werktuig- en wapenmakers, zoutproducenten en handelaren. Bovendien ontstond er een samenleving gericht op het individu en niet langer op het collectief. Een samenleving met sociale verschillen (arm-rijk, elites) en machtsverhoudingen. Opeens was er de vraag: ‘Van wie is de wereld eigenlijk?’
Ijzertijdnederzettingen zijn gevonden op de Heeswijkse Kampen, de Nielt, Cuijk-centrum (Martinuskerk en Grotestraat), Vossehol en de Beijerd en 't Riet. Waarschijnlijk was er in Linden (De Geest) al in het midden-neolithicum een nederzetting.
Uit archeologische opgravingen blijkt dat ook het Kampse Veld in Haps in de Brons- en Ijzertijd bewoning moet hebben gekend. Er zijn onder meer urnen, grafvelden, speerpunten en de paalgaten van boerderijen uit de Ijzertijd gevonden. Tot nu toe zijn hier 23 plattegronden van boerderijen ontdekt uit de midden en late Ijzertijd. De huizen hadden een schilddak en in het midden van het huis lagen twee ingangen tegenover elkaar. Mens en dier leefden hier, weliswaar gescheiden, onder een dak.
Ijzertijd boerderij, huistype Haps
De vondst van zo’n oude boerderij was op het moment van de ontdekking (1970) erg bijzonder. Het type boerderij dat toen is ontdekt is dan ook het ‘huistype-Haps’ gaan heten in de Nederlandse archeologie. Inmiddels is dit type ook ontdekt op de Nielt.
Later zijn nog eens een kleine twintigtal boerderijen ontdekt bij de aanleg van het bedrijventerrein Laarakker bij Haps. Een redelijk dichtbevolkt gebied voor die tijd dus. In het Prehistorisch dorp Eindhoven is een reconstructie te zien van zo’n ijzertijdboerderij. En met een beetje geluk ontmoet u ook nog een ijzertijdboer.
Voorwerpen door de mens gemaakt kunnen beelden oproepen uit een ver verleden. Dat maakt archeologie spannend en waardevol om de mens en de wereld waarin hij leefde te ontdekken.
Met dank aan: Rijksmuseum van Oudheden in Leiden en prehistorisch dorp Eindhoven.