Cuijk in de jaren vijftig

Welke beeld roepen de jaren vijftig bij u op? Winkeliers die hun waren (brood, zuivel, groenten) aan huis brachten, spelende kinderen op straat, het Kuukse dialect, de buurtwinkel, reuzel op het brood, Bescherming Bevolking (BB), ondergoed buiten aan de waslijn, ’s avonds naar de radio luisteren, het polygoon journaal, ‘fietsen zonder trappen’ op de Solex (of knalfiets/ploffiets), Eddy Christiani, wasmachines die je per dagdeel huurde, de duivenmelkers, de bakelieten telefoon met kiesschijf, de saamhorigheid, het knusse? En misschien ook nog de Sesamfeesten en de Blériot-race? Een terugblik op een tijd waarin alles prettig overzichtelijk was maar die ook de voorbode was van grote veranderingen.

BB oefening in Cuijk

Militair  uit Cuijk, op zijn kamer in Indie.

De oorlog had een chaos achtergelaten. Een oorlog die voor ons eigenlijk 10 jaar duurde. Na 1945 ging het verder als koloniale oorlog in Indië. Nederland verloor uiteindelijk, en hoe; we waren onze onafhankelijkheid kwijt, onze neutraliteit, onze kolonieën en internationaal aanzien. Welke route moesten we volgen naar een nieuwe samenleving en hoe dat te bereiken. Vertrouwen op traditie en christelijke waarden, of radicale sociale hervormingen? Het werd een verhaal van consensus, samen de schouders eronder. De economie kreeg voorrang, afzien van materieel gewin werd gezien als de kortste weg naar een welvarend Nederland. Dissidente geluiden werden zo veel mogelijk gedemt.

Gezag was vanzelfsprekend in die nog verzuilde samenleving, het was de tijd dat je even je pet aantikte als je je baas tegenkwam. Ieder kende zijn plek en dat gaf velen een veilig gevoel. Maar ook een tijd van bevoogding. Misschien wel met de beste bedoelingen ging de overheid, hand in hand met de kerk, voor mensen zorgen én beslissen. Iedere vereniging had een geestelijk adviseur, werkende vrouwen werden begeleid door een non en ‘probleemgezinnen’ kregen een maatschappelijk werkster over de vloer. In de jaren vijftig waren er nog notabelen in Cuijk, mannen die gerespecteerd werden. Een daarvan visiteerde frequent gezinnen waar al enige tijd geen kind meer geboren was. Terloops informeerde de pastoor dan: “Heeft u geen last meer van zekere verlangens door God in de menselijke natuur gelegd”?

Kleuterbureau in het nieuwe Wit Gele Kruis genouw, gehouden door dr. Chênevert-Quadvlieg en zuster A. Mooren.

Cuijk bleef nog even een klein dorp in een grote wereld, een wereld (het buitenland) die pas in de jaren zestig ontdekt zou worden.

Om de onzekerheid en chaos te lijf te gaan werd na de oorlog een noodraad ingesteld, met vertegenwoordiging uit alle lagen van de bevolking, inclusief de kerkdorpen. Een democratisch, centraal georganiseerd bestuur kwam er in 1946. Die gemeenteraad bestond uit fracties die een afspiegeling vormden van de maatschappij: arbeiders, boeren en middenstanders plus een onafhankelijke partij, ‘het plaatselijk belang’. Het waren de grootse fracties, die van arbeiders en boeren, die lange tijd de wethouders leverden (Pistorius & Cöp bv). Een status quo die tot in de jaren ’70 standhield, toen melden de eerste landelijke partijen zich (D66, PvdA).

Burgemeester werd Louis Jansen, hier in de streek al actief in het verzet tijdens de oorlog. Hij haalde alles uit de kast om Cuijk op de kaart te zetten. Hij was een energiek man, een bouwer. Hij versnelde de agro-ambachtelijke naar industriële transitie, wat een enorme impuls gaf aan de werkgelegenheid. De boerenkool maakte plaats voor fabriekshallen. Dat ging volgens sommigen ook ten koste van ‘oud Cuijk’, zij noemden hem ‘de sloper’.

Luchtfoto Cuijk - centrum ±1960

Als gemeentehuis diende een pand in de Grotestraat, beter bekend als Huize Maasouwe, tot in 1957 het nieuwe gemeentehuis aan het Louis Jansenplein werd geopend.

Cuijk Fokvee-dag, burg. Jansen.

Was Cuijk tot de Tweede Wereldoorlog vooral bekend om zijn roodbontvee (het Cuijkse ras), na de oorlog maakten het een sprong voorwaarts. Het gemengde boerenbedrijf verdween evenals de kleine boerenbedrijven. De schaal werd groter en machines namen de plaats in van mens en dier. Zo kon men aan de grotere vraag naar hoogwaardige landbouwproducten voldoen. De kleine boeren verkochten hun grond aan de grote(re) bedrijven of aan de gemeente die grond nodig had voor woningen en industrie. En met die industrie ging het hard. In amper tien jaar tijd werd er een kerngezonde industrie uit de grond gestampt. De koeien en biggen bleven nog even, in 1952 werd in Beers een K.I. station geopend en in 1958 werd op de EXPO in Brussel de ‘Expo-stier’ (Exporum) gekocht. Maar voortaan kon je in Cuijk ook terecht voor schrijfmachines, zuivelproducten, diamanten, slijpstenen, vleesproducten en wat al niet meer.

Personeel van de typemachine fabriek Royal-Adler.

Echter geen vrije markteconomie maar een geleide economie. Er waren nog steeds levensmiddelen en goederen op de bon en de overheid stelde maxima op voor prijzen, huren en lonen!

Dirigent Louis Jansen orkestreerde de ommezwaai en begreep heel goed dat er niet alleen aandacht moest zijn voor de arbeid zelf. Ook de infrastructuur, de woningbouw, het onderwijs, cultuur en ontspanning konden een stootje extra gebruiken.

De verbindingen met de rest van Nederland kregen de nodige aandacht. De provinciale wegen naar Boxmeer en Grave werden verbeterd (zo hoefde het toenemende verkeer niet langer door de bebouwde kom), er kwam een loswal met electrische kraan en Cuijk zorgde ervoor, samen met Nijmegen, Boxmeer en Vierlingsbeek, dat de lijn Nijmegen-Roermond een acceptabele dienstregeling kreeg. Het pontje bleef, Cuijk lag nog steeds tussen twee bruggen en men hoopte hier stilletjes op een vaste oeververbinding, maar dat is er nooit meer van gekomen. Ook de eigen mobiliteit nam toe, steeds meer mensen konden zich een brommer veroorloven, waardoor grotere afstanden afgelegd konden worden

‘De seizoenen wisselen over de voorstad en telkens is er iets nieuws te zien. Telefoonpalen die geplant worden, waterleiding, gas of elektriek, allemaal dingen die een mensch niet meer missen kan.’   Louis Paul Boon, ‘De voorstad groeit’

In de jaren 50 doet de tv zijn intrede, de buis in huis. Daarvoor was, net als bij de radio, een antenne nodig. Overal verschenen er antennes op het dak, die bij ingebruikname net zo lang gedraaid werden tot er een storingvrije ontvangst was. Na een storm kon je weer opnieuw gaan draaien! En had je een tv, die overigens maar een paar uur per week uitzond, dan kreeg je de hele buurt op bezoek bij een van de populaire programma’s.

Aanleg gasvoorziening in Cuijk. De brandstoffenhandel van Piet Hendriks

Door de industrialisatie en toenemende werkgelegenheid steeg ook de behoefte aan woningen. Later werd Cuijk ook nog eens aangewezen als groeikern. Dat betekende bouwen, bouwen en nog eens bouwen. Bij al die nieuwe huizen hoorden natuurlijk ook degelijke nutsvoorzieningen. Dat hield in uitbeiding en/of aanleg van gas, electra, water en riool. Ook de afvalverwerking werd gestructureerd. De tijd van waterpompen, houtkacheltjes en afvallozingen op straat werd definitief achter ons gelaten. Cuijk kende zelfs een primeur voor geheel Europa, namelijk aansluiting van alle huizen op propaangas.

Aanleg gasvoorziening in Cuijk.  Nellie en Karel Verstegen

Naast het herstellen van de oorlogsschade was er grote behoefte aan huizen. De stedebouwkundige ontwikkeling en uitbreiding werd niet langer aan zichzelf overgelaten maar voortaan gereguleerd. Los van de uitbreidingsplannen was er in de jaren vijftig al sprake van inbreiding, het bouwen binnen de bestaande bebouwde kom: Dr van den Broekstraat, Wilhelminastraat en andere straten met namen van het koningshuis, verder de straten rondom de Aleidestraat, alsook de wijkjes Den Oeiep en Zandkampen. Er wordt een brink aangelegd (het latere Louis Jansenplein), een uiterst modern bejaardencentrum (Porta Caeli) gebouwd, een schouwburg, een nieuw gemeentehuis met vrijstaande klokkentoren, een kleuterschool, een brandweerkazerne en zo nog een paar fraaie gebouwen. Om dit te vieren werden in 1957 de ‘Sesamfeesten’ georganiseerd.

Sesamfeesten eiertikwedstrijd

Cuijk -Noord Luchtfoto huizen 1958

Aan het eind van het decennium volgt de sprong noordwaarts, in 1957 worden de eerste woningen gebouwd in de nieuwe wijk ‘de Valuwe’. De gemeente Cuijk beheerde de door haar gebouwde woningen tot in de jaren zestig, daarna werd het overgedragen aan een stichting, ‘Cevelum’, dat zich pas in 1974 losmaakte van de gemeente.

Mariakapel op de Kwel ingezegend door pastoor van den Acker in nov 1949

Er was nog een groot vertrouwen in christelijke waarden en traditie, het Rijke Roomse leven ging nog even door. De kerk werd nog goed bezocht, ook om sociale redenen; na de mis werden er nieuwtjes uitgewisseld, eventueel voort te zetten in het café. Er waren bedevaarten (Lourdes, St Agatha, Katwijk, Kevelaar) en er werden kapellen gebouwd, of tijdens een studenten-zomerkamp zoals de Mariakapel bij de Overhage, of als votief zoals de Mariakapel op het St Annaplein. Standsorganisaties (boeren, arbeiders, middenstanders) waren nog verbonden met de Katholieke kerk en vrijwel iedere vereniging, stichting of school had een geestelijk adviseur.

Een sterke nadruk op het gezin, de gemeenschap, religie en de zedelijkheid.

Mulo Pius X klas/groep 4 1960/61 Foto afkomstig van schoolbank.nl.

Cuijk. 1956 Christus Koningsschool 6de en laatste klas.

Cuijk kende in de jaren 50 geen openbaar lager onderwijs. Iedereen, ook niet katholieke meisjes en jongens, kreeg onderricht van de fraters (jongens) dan wel van de zusters (meisjes). In 1954 konden de jongens naar de door de Fraters van Tilburg opgerichte ULO (PIUS X), de meisjes moesten nog tot 1959 wachten. Cuijk had al een ‘landbouwwinterschool’ (les van oktober tot april), een school voor middelbaar landbouwonderwijs en van af 1952 een huishoudschool, de Jean d’Arc, die in 1955 een eigen gebouw betrok aan de Jan van Cuijkstraat.

In de zomer van 1956 werd de r.k. Huishoudschool Jeanne d' Arc aan de Jan van Cuijkstraat  ingezegend.

Ook was er een Avondnijverheidsschool (ambacht en middenstand), maar niets voor jonge arbeiders. Voor hen (14 tot 17 jaar) werd in 1955 de levensschool geopend, eerst gehuisvest in een pand in de Smidstraat, later verhuisd naar de Jan van Cuijkstraat. Daar werd aandacht besteed aan handenarbeid, sport en ‘verdere ontwikkeling’. Deze school kende ook een vrouwelijke tegenhanger, de ‘Mater-Amabilis-school’ voor meisjes van 14 tot 17 jaar. Geheel in de geest van de tijd werden zij onderricht in: godsdienst, opvoedkunde, gezondheidszorg, naaien, kinderverzorging, smaakontwikkeling door een sociaal werkster, gymnastiek en zang. De school was ondergebracht bij de huishoudschool. Zowel de levensschool als de Mater-Amabilis waren op katholieke grondslag.

Doorleren was voor weinig vrouwen weggelegd, velen werden huisvrouw na een korte periode van werken. Ze namen ontslag als ze trouwden, dat was niet wettelijk verplicht, maar werd wel van ze verwacht. Daarna konden ze aan een kroostrijk gezin beginnen. De meesten ontpopten zich tot vaardige managers van het gezin, iets dat hun mannen pas ontdekten als zij haar taken, door ziekte bijvoorbeeld, moesten overnemen. Poeh poeh, hoe doet ze dat allemaal?

Seksuele voorlichting bestond eenvoudigweg niet, de bedoeling was kinderen krijgen, niet genieten. De enige door de katholieke kerk toegestane vorm van geboortebeperking was de coitus interruptus: “Je mag het worstje wel in het pannetje braden, maar het sausje moet je buiten afgieten”. Dat ging natuurlijk vaak mis, vandaar de meer volkse benaming ‘Vaticaanse roulette’.

‘De voorstad groeit, er sterven menschen en er worden menschen geboren. Daar zijn er die verhuizen en denken dat ze op een ander gelukkiger zullen zijn. En deze van op een ander komen hier de appartementen vullen. Het volk uit de voorstad staat midden in het leven, en het trekt zich niets aan van wat tusschen muren gebeurt. Een gevangenis of een zothuis, een sanatorium of een kazerne, dat is allemaal tusschen muren. En binnen de muren is niet erbuiten.’      Louis Paul Boon, ‘De voorstad groeit’

Gezinszorg Cuijk 1955. Gezinsverzorgster Miep Bloemen.

Bevoogding, een van de trefwoorden voor de na-oorlogse tijd. Overheid en kerk stuurden het maatschappelijke én sociale leven. De maakbare samenleving lang voordat links Nederland daarmee aan de haal ging. 

Op instigatie van het Sociaal Caritatief Centrum "Cuijk-Beers" werd in 1955 een tentoonstelling gehouden georganiseerd in de Sint Josephvereniging te Cuijk, De vrouw op de foto is mevr Latum

Cuijk had van 1948 tot 1971 ook een maatschappelijk werkster, mejuffrouw van Latum. Hoe men over haar dacht weten we niet, maar over het algemeen vonden de ‘probleemgezinnen’ dat je maar beter geen dokter of maatschappelijk werker over de vloer kon krijgen. De dokter was nog tot daaraan toe, ziekte kan je overkomen, maar het etiket ‘onfatsoenlijk’, ‘zielig’, of ‘slecht ouderschap’ krijgen werkte stigmatiserend. En zie daar maar eens van af te komen. Bovendien waren de maatschappelijk werksters zeer bemoeizuchtig en vaak afkomstig uit de burgerij, dus niet ‘ons soort mensen’.

[video width="640" height="480" mp4="http://cuijksarchief.nl/sites/default/files/uploads/2020/10/Polygoon-22Nederland-met-Vakantie-in-195522.mp4"][/video]  

In iedere tijd is er wel gezelligheid en vermaak, ook in de jaren vijftig. Toneel, kermis, de feesten van de katholieke kalender, carnaval in Den Bosch of Venlo, later in Cuijk zelf, de stichting Kindervreugd, de Vierdaagse, bioscoop, zwemmen in de Maas. De vakanties gingen meestal per fiets of trein. Auto’s zag je nog niet zoveel en hadden vaak bijnamen, de 2CV bijvoorbeeld, ‘vier wielen onder een paraplu’.

Tot slot: Na de oorlog konden andere landen beginnen met de verwerking van de oorlog, wij kregen er een bij, die in Indië. De oorlogservaring ging nog even door. In dat oorlogsdecennium zijn we een ander land geworden. In een oorlog leer je te overleven, het kan van levensbelang zijn de wet te ontduiken en eens een keer niet volgzaam te zijn. We waren op ons zelf aangewezen en dat heeft de Nederlanders verandert. Was er aanvankelijk nog sprake van consensus (we moeten er samen uitkomen), gaandeweg de jaren vijftig werden de kiemen gelegd van de jaren zestig. We werden non-autoritair, individualistisch, zochten aansluiting bij ‘de goede internationale kant’ (Amerika en bondgenoten) en werden bovendien een overtuigde parlementaire democratie. Ook in Cuijk werden de contouren van het huidige Nederland zichtbaar.