Cuijk in de jaren ’20 & ‘30

Morgen gaat het beter!

In ieder van ons schuilt er wel een romanticus, af en toe verlangend naar een andere plek of een andere tijd. De illusie dat een ander leven beter is. Woody Allen heeft er een briljante film over gemaakt, Midnight in Paris. De hoofdpersoon kan via een oldtimer een stuk terug in de tijd, naar zijn favoriete tijd, de roerige jaren twintig. Daar ontmoet hij mensen die op hun beurt verzot zijn op het leven in de Belle époque, nog verder terug in de tijd dus!

Blijven we dan maar in het hier en nu, op zoek naar overeenkomsten en verschillen, dat is altijd leuk om te ontdekken. Een zo’n overeenkomst is het doemdenken. Dat is van alle tijden, zelfs voordat Koot en Bie de term bedachten. Meestal beweegt zich dat langs drie assen: moreel verval, economisch neergang en politieke ontwrichting.

Tegenwoordig zijn het de progressieve critici van de klimaatopwarming, met hun apocalyptische scenario’s vol ‘Bijbelse’ verhalen (de nieuwe zondvloed) en de conservatieve critici van de multiculturele samenleving die ons de ondergang van de wereld schetsen.

Vroeger, in het interbellum (het tijdperk tussen Wereldoorlog I & II), had je de cultuurpessimisten met hun gejammer over de zedenverwildering. Terwijl nota bene de economische neergang en de politieke instabiliteit toen veel groter waren dan nu.

Crisis? What Crisis?

Cuijk in het interbellum, wat weten we daar eigenlijk over?

Het waren de jaren dat er nog geen gas, stromend water, elektriciteit en riool was. Water kwam uit de put of van de dorpspomp.

De mensen woonden hier in kleine huisjes zonder badkamer of toilet. Huisjes met een houtkachel waar woon- en werkruimtes niet altijd gescheiden waren. De bebouwing beperkte zich destijds tot een gebied rondom de Grotestraat, Molenstraat, Kaneelstraat en Haagsestraat. De uitbreiding/nieuwbouwwijken zie je alleen nog maar als namen op een kaart uit 1930. Dorpje of niet, Cuijk had al wel een ziekenhuisje, het Liefdesgesticht met 14 bedden. Daarin lagen vooral patienten met besmettelijke ziekten zoals tbc. Link liefdesgesticht

Telefoongesprekken gingen nog via telefonistes, telefoonnummers bestonden toen nog uit twee cijfers!

De tijd dat de infrastructuur hier duidelijk verbeterde door spoor en (provinciale) wegen, waardoor Cuijk met de rest van de wereld verbonden werd. En het nieuws uit die wereld kwam binnen via de radiodistributie en de plaatselijke krant, de Echo.

Kuukse minse. c.a. 1920

De bevolking was blank en de enige uitheemsen (‘vremde’) waren bezoekers van de talloze markten, handelaars, Belgische vluchtelingen in de Eerste Wereldoorlog en Vierdaagsewandelaars. In 1929 was Cuijk voor het eerst etappeplaats. Naast werk was er ook ruimte voor vertier. Je kon naar het toneel in het patronaatsgebouw waar ook af en toe films werden vertoond. Naar een concert van de harmonie of zelf musiceren bij fanfare Caecilia, zonder Sint in de naam en dat kon de pastoor niet waarderen. De pastoor die ook de boeken keurde van de parochiebibliotheek.

Vierdaagse Cuijkse jeugd verwelkomt loper

Haps. Toneelvereniging. in 1919.

Sport werd steeds populairder. Voetbal voor de arbeiders en boerenjongens, tennis en paardrijden voor de elite. Er waren schuttersverenigingen en je kon zwemmen als zomers vermaak. Uiteraard heel ‘Rooms’, bijna alle verenigingen hadden wel een geestelijk adviseur in het bestuur.

Cuijk. De slagers van de firma v.d.Eijken jaar 1925.

Kenmerkend voor die tijd waren de standsorganisaties. De boeren, de middenstanders, de vrouwen, de arbeiders, vakorganisaties binnen de nijverheid, de organisatiegraad was hoog. Dat drong zelfs door tot in de gemeenteraad en maatschappelijke organisaties, waar altijd wel vertegenwoordigers te vinden waren van een standsorganisatie.

Cuijk Smederij van Verhoeven Kaneelstraat en Veldweg.
Foto uit 1935 bij gelegenheid van het uitreiken van het diploma hoefsmid.

Verzuiling en standsorganisaties, heel overzichtelijk en richtinggevend voor alle facetten van het leven, ook in Cuijk toen.

Vurige katholieke vrouwen

Er wordt nogal eens geschamperd over het interbellum, de periode wordt doorgaans in de donkerste kleuren weergegeven. Klopt dat wel? Laten we eens de drie assen erbij nemen.

Moreel verval

Nederland en Cuijk kregen in de jaren ’20 te maken met ‘zedenverwildering’. De Amerikaanse cultuur drong ons land binnen met muziek en zinnenprikkelende dans. De jongeren zochten afleiding in bioscopen, cafés en danslokalen, om van erger dingen maar te zwijgen. Pathologisch probleemgedrag volgens de bevoegden (ouders, kerk, leraren en overheid). En dan ook nog vrouwen met blote armen en korte rokken, het wereldleed was nauwelijks te bevatten!

Gezagsdragers en kerk keerden zich al snel tegen iedere vorm van vermaak. Gildefeesten en carnaval, feesten met dans en drank, nee dus, mag niet. Ongehuwde dochters mochten niet naar gildefeesten, ongehuwde mannen werd het verboden met gehuwde vrouwen te dansen. Feest op straat, foei. In 1924 kwam er zelfs een bisschoppelijk verbod, er mocht helemaal niet meer gedanst worden! Carnaval werd op alle mogelijke manieren gedwarsboomd, uiteindelijk alleen nog toegestaan aan brave kindjes. Het heeft tot na de Tweede Wereldoorlog geduurd voordat volwassenen weer ongeremd het carnaval konden vieren. In Cuijk moesten we zelfs wachten tot eind jaren ’50! Link Het vijfde seizoen

Maar in Cuijk e.o. werd, net als elders in Nederland, gewoon ‘modern’ gedanst. Bij mensen thuis, in de schuur bijvoorbeeld. Buiten de voogdij van kerk en staat. Niet met klompen en in klederdracht zoals de overheid dat graag zag, maar in makkelijke kleding met ‘vleeschkleurige’ kousen.

Misschien wel op muziek van Lew Stone and Band (That's A Plenty).

[audio mp3="http://cuijksarchief.nl/sites/default/files/uploads/2019/12/05-Lew-Stone-And-Band-_-Thats-A-Plenty.mp3"][/audio]  

Economische neergang

In de eerste 3 decennia van de twintigste eeuw was er sprake van een snelle en onstuitbare ontwikkeling van Noord-Brabant als industriegewest. In de eerste helft van de twintigste eeuw ontwikkelde Noord-Brabant zich tot een van de meest prominente economische trekkers van Nederland. Ook in Cuijk en omstreken vonden steeds meer mensen werk in de nijverheid. De Cuijkse economie was ‘booming’. Kinderen van boeren werden fabrieksarbeiders, ook de meisjes. Nijverheid én middenstand doen het goed, tot in de jaren 30. Dan volgt een economische crisis en een tweede wereldoorlog. We waren weer terug bij af, de wereld, Nederland en Cuijk. Vooruitgangsgeloof sloeg om in pessimisme, alsof er geen morgen meer was.

Easy Come, Easy Go, Al Bowly.

[audio mp3="http://cuijksarchief.nl/sites/default/files/uploads/2019/12/11-Al-Bowly-_-Easy-Come-Easy-Go.mp3"][/audio]  

Politieke instabiliteit

Het Cuijkse politieke landschap in het interbellum was vrij overzichtelijk. Cuijk was een overwegend katholiek dorp met in de gemeenteraad katholiek geïnspireerde partijen. Geen landelijke politieke partijen, noch beginsel- of programpartijen. Het waren lokale partijen met een doorgaans typische achterban, meestal een bepaalde sociale laag: middenstand, boeren, familieclans, werknemers of zelfs de hele bevolking van een kerndorp.

Men ‘confereerde’ (besprak) vooral lokale aangelegenheden, de landelijke politiek was ver weg en had nauwelijks tot geen invloed op de discussies.

Burgemeester J. v. d. Mortel en de wethouders (o.a. van Heereveld, v.d. Boom, Angenendt, Hendriks) konden van gedachten wisselen met de raadsleden (zoals Pistorius, Cöp, Werts, Martens) over zuiver Cuijkse zaken.

Dat ging dan over de verhoging van de loswal, aanschaf brandspuit, werkverschaffing, wel of niet verhogen hondenbelasting, de hoogte van de post ‘krankzinnigengesticht’ en zo meer.

Burgemeester J. v. d. Mortel

Afgezien van een paar kleine irritaties (zijn de juiste procedures wel gevolgd) was er niet veel spektakel. Opvallend in de raadsverslagen uit die tijd zijn de klachten over burgemeester v. d. Mortel.

Zo was er consternatie over een besluit van de burgemeester (zonder de wethouders in te lichten) over het te werk stellen van Cuijkse arbeiders in Mill, waarvan Cuijk ook nog eens 50% van de loonkosten droeg. En dat terwijl het werk in Cuijk blijft liggen! Wethouder Hendriks vond dat de burgemeester die dan maar uit eigen zak moet betalen. Of dat uiteindelijk gebeurt is vermeld het raadsverslag echter niet. V. d. Mortel was ook zeer dikwijls afwezig zonder kennisgeving, ook bij de opening van de Cuijkse winkelweek, en dat terwijl hij gewoon thuis was! De burgemeester had onbevoegd een arbeider in de werkverschaffing geschorst, zonder medeweten van inspecteur Ploegmakers. Ook de verhouding tussen de burgemeester en de politie liet veel te wensen over. Blijkbaar een eigenzinnig typetje.

Harry Bentley _ Better Think Twice

[audio mp3="http://cuijksarchief.nl/sites/default/files/uploads/2019/12/12-Harry-Bentley-_-Better-Think-Twice.mp3"][/audio]  

Maar alles bij elkaar geen politieke instabiliteit, hooguit dorps gerommel.

En toen kwamen de Duitsers. 10 Mei 1940, met het verlies van onze zelfstandigheid (en democratie) kwam er een voorlopig einde aan de Nederlandse geschiedenis. Vijf jaar lang zouden we onderdeel van de Duitse geschiedenis zijn.

Na de Tweede Wereldoorlog ging men zich afzetten tegen het interbellum. De oorlog was een kraamkamer geweest voor met name de sixties, alles moest anders nu. Om maar te benadrukken hoe goed men het deed was het handig je ergens tegen af te zetten. Zo werd er al in de jaren vijftig een negatieve draai gegeven aan de geschiedenis, het interbellum als zwarte legende.

Alles bij elkaar zien we in het gezicht van het interbellum een oog met een traan en een lachend oog. Zeker, het was een periode vol tegenslag: werkeloosheid, steuntrekkers, armoede en een hart vol bitterheid. Maar met name de jaren dertig waren een periode van vernieuwing, men schuwde het experiment niet. Ook zat men beslist niet bij de pakken neer, tegenslag betekende ook vaak de schouders eronder, lef tonen en op zoek gaan naar mogelijkheden. Zo kan het ook.

Cuijk-Katwijk aan de Maas. ±1935 Machinist en chauffeur Maan Langen rijdt melkbussen voor de melkfabriek Sint Maarten