Melkproducten fabriek Sint Maarten

Op het einde van de 19e eeuw waren er voor de boeren weinig mogelijkheden om hun producten aan de man te brengen en daarmee te zorgen voor voldoende inkomsten. Door het ontbreken van een goed inkomen waren de levensomstandigheden niet al te best. Met de plaatselijke winkeliers vond enige ruilhandel plaats waarbij zelfgemaakte boter werd geruild tegen de benodigde andere levensbehoeften. Dit was niet naar tevredenheid van de boeren. Het kwam vaak voor dat deze ruilhandel in het nadeel van de boeren uitpakte.

De oprichting van een botermijn in Cuijk was dan ook voor de boeren een hele vooruitgang. Het initiatief kwam van de boeren, enkele winkeliers en de gemeente.  De gemeente zorgde voor de aanbesteding.  Er werd een plek gevonden in de Maasstraat en wel in de latere veldwachters woning annex brandspuithuisje.  Vanaf 1883 werd er iedere week een botermijn gehouden.

De landbouwvereniging Cuijk richtte in 1892 een tweede botermijn op in het stationskoffiehuis. De boteromzet steeg van 10.000 kg in 1885 naar 85.000 kg in 1903. Maar tot volle tevredenheid van de boeren was dit niet. De boeren zochten naar een andere oplossing, een coöperatieve vereniging waaraan de melk geleverd kon worden. Deze melk kon dan worden gebruikt tot het produceren van allerlei zuivelproducten waaronder boter.  

Op een besloten vergadering in het gebouw van de St Jozefvereniging in Cuijk op 19 december 1903 werd door de Boerenbond afdeling Vianen het besluit genomen tot het oprichten van een roomboterfabriek in Vianen aan de weg naar Beers. Tegelijkertijd werd in Haps een melkproductenfabriek opgericht, de Volharding. Er waren toen al zogenaamde handkrachtfabriekjes in Beers (Helpt Elkander) en in Linden (St Isodorus).

Deze bedrijfjes zouden uiteindelijk na verloop van jaren fuseren met Sint Maarten in Cuijk.  Alleen de leden van St Isodorus uit Linden besloten hun melk te gaan leveren aan de Lacto in Cuijk, ondanks het feit dat de meeste boeren ook lid waren van de Nederlandse Christelijke boerenbond.

De definitieve oprichting vond plaats bij notaris van Bergen in Cuijk op 26 februari 1904. Het bedrijf kreeg de naam ‘Coöperatieve Stoomzuivelfabriek Sint Maarten’. Doel van de Coöperatieve vereniging was: ‘Gemeenschappelijke zuivelbereiding door de exploitatie ener zuivelfabriek en verkoop van de verkregen producten’.

Het was een gezamenlijk initiatief van de boeren in en rond Cuijk.  Aan de definitieve oprichting van dit bedrijf zijn vele vergaderingen voorafgegaan. Ook kon men moeilijk tot het besluit komen waar de fabriek zou moeten komen staan.  Aanvankelijk had men een plek gevonden aan de weg van Beers naar Cuijk of in het dorp Vianen. Die beslissing werd al snel herroepen. De Stationsweg in Cuijk leek wel een geschikte plaats voor de fabriek, dat was in de nabijheid van een spoorlijn. Dat zou het vervoer van de producten vergemakkelijken. Ook op dit besluit werd teruggekomen. Voor de productie was veel water nodig en dus moest er een plek dicht bij de Maas gevonden worden. Men koos voor het buurtschap de Armenkamp. Deze lag in de nabijheid van de Grotestraat en de Maas, maar ook in de buurt van een leerlooierij Regouin. Dit laatste was nu juist niet zo goed voor het produceren van zuivelproducten vond men. En dus moest weer worden uitgezien naar een andere plek.

Uiteindelijk werd in april 1904 een perceel gevonden aan de weg naar St Agatha, de Maaskamp genaamd. Eigenaar van het perceel was de heer Cranenburgh. Op dit perceel heeft het bedrijf gestaan tot de afbraak eind jaren zeventig. De krant schreef toen dat de fabriek even buiten de kom van het dorp kwam te liggen. Het centrum van Cuijk was toen iets kleiner dan nu. In opdracht van Sint Maarten doet Rijkswaterstaat in mei 1904 metingen naar de structuur van de grond op het ‘Moorenweidje’ zoals het perceel in die tijd ook wel werd genoemd in de volksmond. In augustus 1904 gaat de eerste spade in de grond. Het verwijderen van een keiharde anderhalve meter dikke kleilaag ging gepaard met veel inspanning. Hierna werd het perceel weer opgehoogd met 2 ½ zand om de waterlozing naar de Maas goed te laten verlopen en het onderlopen bij hoog water tegen te gaan. In januari 1905, dus in nog geen halfjaar, was de fabriek gereed. De machines waren gebruiksklaar opgeleverd. De start liep echter enkele weken vertraging op. De deelnemende boeren waren vergeten hun melkbussen aan te vragen, zodat zij geen melk konden leveren. Maar op 18 januari van dat jaar was het dan zover.

Cuijk-Katwijk aan de Maas. ±1935 Machinist en chauffeur Maan Langen rijdt melkbussen voor de melkfabriek Sint Maarten.

De aanvoer van de melk geschiedde door de melkophalers. Meestal boeren die bij de coöperatie waren aangesloten. Bij het ophalen van de melkkannen werd gebruik gemaakt van een platte kar, voortgetrokken door een paard. Iedere melkophaler had zijn eigen gebied. De eerste boter die de fabriek produceerde kwam in Maastricht op de markt en leverde de hoogste prijs op van 67,5 cent per kilogram.

Het bedrijf werkte aanvankelijk geheel op eigen energie in de vorm van stoomaandrijving. Een belangrijke stap voorwaarts wordt gezet in 1912.  Met de komst van de electriciteits-centrale in Cuijk kon worden overgeschakeld op stroom.

Rond 1919 werd er gestaakt bij de Cuijkse zuivelfabrieken Sint Maarten en Lacto. Oorzaak, de hogere lonen die elders, vooral in het westen. In Cuijk werd 16 gulden en vijftig cent uitbetaald bij een werkweek van 54 uur. Arbeiders die geen lid waren van de bond kregen een gulden meer. Ter vergelijking, in Alkmaar werd 24 gulden per week betaald bij een werkweek van 51 uur.

In november 1922 bericht de Graafsche courant dat bij een inbraak in de nacht van 14 op 15 november f20.000,- uit de kas is meegenomen. De inbrekers moeten geweten hebben dat de kas goed gevuld was. De volgende dag zou de betaling plaatsvinden aan de boeren. In diezelfde nacht werd ook ingebroken bij de Lacto dat volgens de krant meer achteraf is gelegen. Hier werd niets meegenomen.

In 1929 werd het 25-jarig jubileum gevierd. Om tien uur was er een Heilige Mis uit dankbaarheid. Om drie uur volgde een drukbezochte feestvergadering in de St Jozefvereeniging. Om vier uur kon de voorzitter, de Heer Gerrits, zoals toen gebruikelijk was met een christelijke groet, de vergadering openen. Het woord was hierna aan pastoor Offermans uit Lierop, een der oprichters van de fabriek en destijds kapelaan in Cuijk. Hij schetste in zijn toespraak het ontstaan van de fabriek.  In 1904 hadden de aangesloten leden een veestapel van 185 koeien. Thans ligt dit aantal rond de 2.000. De omzet bedroeg in 1904 f50.000,- nu f 1.000.000,- gulden. Er wordt jaarlijks een miljoen liter melk verwerkt. Hij brengt verder hulde aan de oprichters van de coöperatie, waarvan er nu nog vier achter de bestuurstafel zitten: de heren vd Bosch, Heijming, v Bracht en de Vocht. Ook de Deken houdt een toespraak. Hij mocht namens het bestuur mededelen, dat nog deze maand aan de leden f20.000,- extra zal worden uitgekeerd. Er wordt een zuivelfilm getoond en Het Cuijkse symfonieorkest zorgt voor de muzikale opluistering.

In de laatste jaren van de oorlog (vanaf augustus 1943) werd het bedrijf volledig stil gelegd. Het was niet helemaal duidelijk waarom. Volgens zuiveldeskundige van NCR zou dit gedaan zijn, omdat er te veel zaken werden gedaan met Duitsland. Ook het feit dat leveringen plaatsvonden aan het facistische Italië speelde mogelijk een rol. Waarschijnlijker echter was de anti-coöperatieve houding die toen in het Nederlandse bedrijfsleven heerste.

In 1946 kwam een fusie tot stand met de melkfabriek De Volharding uit Haps. In 1949 ging ook de melkfabriek in Ottersum op in de coöperatie. De Heer Arts uit Haps werd de nieuwe voorzitter. Onder zijn leiding komt het bedrijf, dat enkele jaren van stilstand kende, weer tot bloei.

Begin jaren vijftig werd begonnen met de bouw van een nieuwe fabriek en met een grotendeels nieuw machinepark. Met deze moderne uitrusting heeft de fabriek de mogelijkheid om consumptiemelk, melkpoeder, boter en kaas te produceren. De opening van de nieuwe fabriek in mei 1952 begon met een plechtige mis gecelebreerd door pastoor vd Acker, de geestelijk adviseur. Daarna trokken de genodigden naar de nieuwe fabriek. 

De voorzitter de heer Arts uit Haps heette de vele genodigden hartelijk welkom.  Pastoor vd Acker verrichte hierna de inzegening van de kantoren en de fabrieksruimten en hield daarna een toespraak. Burgemeester Jansen sprak namens zijn collega’s uit de Kring Land van Cuijk. In zijn toespraak gaf hij aan trots te zijn, dat deze fabriek in Cuijk stond. De wereld is voor de durfallen memoreerde hij en moge daarom deze daad beloond worden in een blijvende groei en bloei. Namens de Raad van Toezicht ontving de Heer Arts voor zijn inspanningen een gouden horloge en mocht de Heer Bruinen, directeur van het bedrijf, een tapijt in ontvangst nemen. Bij een rondgang door de fabriek had vooral de kaasbereiding veel belangstelling. De Sint Maarten deed intussen niet meer onder voor de Friese en Goudse kaas. De voorzitter bracht in zijn toespraak hulde aan het personeel dat zich met hart en ziel geeft aan het aan hun toevertrouwde werk. Namens de bestuurscommissie doet de Heer Gerrits verslag uit een inspectierapport. Het leden aantal was inmiddels gestegen tot 898. De jaarlijkse aanvoer van melk bedroeg 10 miljoen liter. Het aantal koeien van de leden bedroeg 3.650.

Sint Maarten won met haar boter en kaas diverse prijzen. In 1953 op de nationale tentoonstelling in Den Haag ging de St Maartenboter onder de 250 deelnemers met de hoogste prijs strijken. De vlag ging uiteraard in top.  Het voltallige personeel werd met hun dames getrakteerd op een gezellige avond. Bij een keuring door de CZNZ (onder 60 aangesloten fabrieken) stond Sint Maarten geklasseerd op de tweede plaats.

De zusters van St.Jozefzorg te Wijchen werden door de Cuijkse oude wijven verrast met Cuijkse producten. Hier wordt een bekroonde kaas van de zuivelfabriek St. Maarten aan de keukenzuster overhandigd.

Het 50-jarig jubileum werd in 1954 groots gevierd. Vanwege het grote aantal deelnemers/feestgangers moest men uitwijken naar het gebouw van de Vereeniging in Nijmegen. De Zuid-Ooster Autobusdienst bracht de 1400 genodigden in een stoet van 40 autobussen naar de feestzaal. Nadat koffie met koek was geserveerd verwelkomde de Heer Cas Arts uit Haps de aanwezigen. Onder luid applaus brengt hij hulde aan de voorzitter van de coöperatie, de heer Barten, die de vereniging veilig door de oorlogstunnel leidde. Spreker maakte verder gewag van de hoge kwaliteiten van de producten en de onderscheidingen die bij diverse keuringen werden toegekend. De financiële situatie is prima. In 1953 werd een winst gemaakt van ruim een ton. De geestelijk adviseur van NCB, Mgr Bekkers, houdt een feestrede. De Cuijkse Notenkrakers, omgedoopt tot de boerenkapel ‘de cultivators’ o.l.v. Bert van Heukelom, verzorgden de feestavond.

In de jaren 70 werd duidelijk dat ook de zuivelfabrieken aan fusies moesten gaan denken. In 1977, Cuijk heeft dan al afscheid genomen van haar agrarisch karakter, verliest de coöperatie haar zelfstandigheid. Zij wordt ondergebracht in de regionaal opererende ‘Maasvallei’.

Later volgen er onderhandelingen met DMV Campina, gevestigd in Veghel.  Deze onderhandelingen leiden ertoe dat het bedrijf uiteindelijk een fusie aangaat met Cunera in Rijkevoort.  Het bedrijf in Cuijk wordt gesloten en het meeste personeel gaat werken in Rijkevoort.

Het pand aan de Grotestraat wordt aangekocht door de gemeente. Na enkele jaren leegstand en na ontvangst van een stevige geldelijke bijdrage van het Rijk voor de sloop, wordt de fabriek in januari 1978 afgebroken, om plaats te maken voor woningbouw.  De 34 meter hoge schoorsteen, lange tijd onderdeel van de skyline van Cuijk, ging op 26 januari 1978 onder grote belangstelling tegen de vlakte.

Met de sloop van de fabriek verdween een bedrijf uit het centrum van Cuijk dat door de jaren heen hoogwaardige melkproducten produceerde en aan veel werknemers in Cuijk en omgeving werk bezorgde. Alleen de directiewoning aan de zuidkant van het Maasveld-complex herinnert nog aan de Coöperatieve stoomzuivelfabriek Sint Maarten.

Drumband van de harmonie op de markt tamboer maitre is Marinus Peters. Op de achtergrond de melkfabriek St. Maarten