De grote brand in Linden 1947
Uit de Dorps-Courant Beers, cum privilegio.
Alias Peter van de Kraaienberg
Grote brand in Linden
Eind augustus 1947. Het was warm weer, alles was zeer droog en er waaide een sterke oostenwind. De brandweersirene ging en de brandweer rukte uit naar Linden. Ik ben meegereden. Toen we daar aankwamen stonden er al meerdere boerderijen in brand. De brand was begonnen bij Harry Peters (Harry van de Raam). Daar waren ze buiten aan het dorsen met een trommeldorsmachine die werd aangedreven d.m.v. een losstaande motor, merk List, met een lederen aandrijfriem. De houten poelie van de dorsmachine was door wrijving in brand gevlogen. Daarna verspreidde het vuur zich door de zeer harde wind in sneltreinvaart in westelijke richting.
De volgende boerderijen/woonhuizen gingen in vlammen op: Harry Peters, Jan Reijnders, Koos Cornelissen, Piet v.d. Berg, Mart Jacobs, Frans Loeffen, Jo Jans en Thij Schoenmakers. Uit de gehele omgeving waren de brandweerkorpsen opgeroepen: Cuijk, Beers, Mill, Gassel, Grave en ook Nijmegen kwam met groot materieel. Maar aan de brand was bijna niets te doen. Het vuur vervolgde zijn weg via weilandjes en heggen. De brandweer kon alleen hier en daar wat woningen nathouden en nablussen. Op dat moment was het in Linden hopeloos en een en al ellende.
In totaal zijn er 18 gebouwen afgebrand, boerderijen, woonhuizen en andere stenen gebouwen. En verder nog verschillende houten gebouwen en koren en hooimijten. Mensen die in het westen van Linden woonden hielpen in het oosten mee met de blussingswerkzaamheden. Ze wisten niet eens dat hun eigen woning of boerderij ook in brand stond. Door de stormachtige oostenwind ging alles snel, zeer snel.
Door Opperwachtmeester Ravestein werd mij opgedragen een onderzoek in te stellen en het proces-verbaal op te maken. En dat was nog niet genoeg. Jan de Michel (een kleine crimineel) viel dood bij de Distelbrug. Ook dat procesverbaal mocht ik maken. Opperwachtmeester Ravestein heeft alle daarvoor bestemde instanties van de brand in kennis gesteld. Ik kreeg hulp van de Technische Recherche uit Den Bosch. Die hebben foto's en een tekening gemaakt. Ook hebben zij de dorsmachine onderzocht en van hun bevindingen een rapport gemaakt, dat ik later bij het proces-verbaal heb gevoegd.
Midden tussen de brandende gebouwen stond een middenstandswoning van de gezusters Roelofs. Deze woning is gelukkig niet afgebrand. De burgemeester van Beers vorderde deze woning om er Lindense mensen die dakloos waren geworden tijdelijk in onder te brengen. Stofmeel en ik moesten de gezusters overbrengen naar de pastorie in Gassel. Dat had de burgemeester zo geregeld. Dit gebeurde met een vrachtauto die al klaar stond voor hun woning. Maar de zusjes zaten ieder op een stoel en lieten deze niet los, ze gingen niet met ons mee naar buiten. De burgemeester zei tot ons: "Oppakken, dan neem je ze maar met stoel en al mee." Stofmeel en ik pakten daarop de stoel waarop een lief zusje zat vierkant op en droegen haar naar de vrachtauto. Daarna volgde op dezelfde manier nummer twee. We hebben beide dametjes netjes afgeleverd bij de pastoor in Gassel. Daarna zijn we weer snel naar Linden gegaan voor verder onderzoek. De gezusters Roelofs zijn vervolgens weer zo snel mogelijk naar Linden teruggegaan. Toen ze tot de ontdekking kwamen dat ze het toch niet konden winnen gaven zij zich over en gingen met nog wat persoonlijke bezittingen terug naar Gassel.
Het was intussen heel druk geworden in Linden. Het leek wel of de hele omgeving naar de brand was komen kijken. Er werd ook gestolen als raven. Omdat de politie de mensen die er rondliepen niet kende, werd ook de Jonge Boerenstand ingeschakeld om wacht te lopen, want die kenden de mensen die er rondliepen wel. Ook begrijpelijk dat de bewoners wiens huizen waren afgebrand kwamen kijken of er nog iets van hun eigendommen te redden was. Vooral uit de gebouwen die als laatste in brand gingen is er door veel mensen meegeholpen om nog huisraad en andere bezittingen naar buiten te dragen en zo veilig te stellen.
Ik ben twee dagen bij café Bloemen in de kost geweest, dat was wel gemakkelijk dan hoefde ik niet iedere keer op en neer te fietsen en iedereen wist waar men mij kon bereiken. Zodra ik daartoe in de gelegenheid was ben ik begonnen om alle mensen die brand hadden gehad te horen. Ik moest hun namen en adressen weten, de kadastrale sectie en de nummers van hun woningen. Wat was er verbrand? Hoe en bij welke verzekeringsmaatschappij waren zij verzekerd en tot welk bedrag, enz. enz. Ik moest van alle benadeelden noteren wat zij verder nog aan mij konden mededelen. Verder heb ik verschillende getuigen gehoord. Daarna ben ik het proces-verbaal gaan uittypen. Dat werden, schrik niet, 84 kantjes op A4. Daarbij kwamen nog foto's, de tekening en een dik rapport van de Technische Recherche, een zeer dik dossier dus. In die dagen kwam ik ook de heer Jan van Daal, 2e kamerlid, tegen en die zei: "Het is heel erg wat er is gebeurd, maar je kunt beter met zo velen afbranden dan alleen."
Linden werd als noodgebied verklaard en er werden comités opgericht om de zwaar gedupeerde bevolking met van alles te helpen. Ook de heer Jan van Daal heeft zich waar mogelijk ingezet om de arme bevolking van Linden te helpen. Nadien heb ik nog verschillende branden moeten onderzoeken maar gelukkig nooit meer zulke grote.